Van fluwelen moordenaar tot radicale socialist

Ik begin met een verhaal dat even niet zo brandend actueel is als het jihadisme maar toch een sluipende moordenaar is van onze welvaartsstaat. Meer en meer mensen worden ouder en ouder in onze Westerse wereld. Vanuit deze gedachte schreef ik deze tekst.

Het kon zo maar. Ik heb het over bepaalde ‘praktijken’ die zich afspeelden  voor de jaren ’80. Iets waarvoor de huidige tijdsgeest helemaal niet meer open staat. Als iemand de dag van vandaag in de ellendige toestand komt van een comateuze toestand, worden er kosten noch moeite gespaard om, soms tegen beter weten in, deze vegeterende situatie in stand te houden. Maanden en zelfs soms jaren wordt het leven van een mens verlengd. We kampen hier met een ethisch probleem. In de afgelopen periode is de wetenschap alleen maar geëvolueerd naar beter en meer. De grens van leven en dood is verlegd. Ook het belang van het individu is sterk veranderd. De vraag is alleen, hoe ver kan men gaan? Kan men het maatschappelijk belang opofferen aan het individueel “zijn”. De factor geld speelt hierin een grote rol. Eerst en vooral brengt dit ongelooflijk veel geld op voor de ziekenhuizen. Daarnaast waren er tijden dat de staatskas onuitputtelijk leek. Ondertussen weten we beter. Mede hierdoor moeten we ons ook bepaalde ethische vragen stellen: moeten we het algemeen belang niet boven dat van het individu plaatsen? Kan men nog ongebreideld kosten maken, of zijn er grenzen? Ik heb het gevoel dat voor de jaren ’80 er veel rationeler werd gereageerd op dergelijke situaties. Men probeerde in de ziekenhuizen alle middelen uit om mensen te redden. Maar toen er voldoende onderzoeken en pogingen waren gebeurd en bleek dat de betrokkene niet meer in staat was om zelfstandig te ademen, werd ‘de stroom’ niet meer aangezet. Waar zit ons geweten als we honderdduizenden euro’s investeren om het onmogelijke mogelijk te maken? Terwijl bijvoorbeeld op hetzelfde moment duizenden mensen geen drinkbaar water hebben, op de vlucht zijn, geen dak boven hun hoofd hebben, in oorlogssituaties zitten,… Hoe kunnen we ons zo angstvallig verbonden voelen met die ene mens en zo afstandelijk tegenover die vele anderen?

Professoren maakten een ethische meetschaal, en op een schaal van 0 tot 100, zitten de meeste mensen rond het nulpunt. Mijn pleidooi voor radicaal socialisme is zeer actueel. Een radicaal socialisme, waar men het teveel afneemt ten voordele van het te weinig. En waardoor iedereen beter wordt, zeker op de ethische meetschaal. En wat als de meesten onder ons rond de 50 zouden zitten op de meetschaal? Dan was er een andere en betere wereld. En is het dat niet waar de meesten onder ons naar streven? Maar het blijft al te dikwijls bij wishful thinking. Doen we zelf wel voldoende om de wereld beter te maken? Of blijven we hangen in de typische zelfreflex van de 20ste eeuw? Waar eigen kennis en rijkdom voorop stonden. Is er echt toekomst voor de wereld in de 21ste eeuw? Of blijft het een herhaling van het gekende stramien, in stand gehouden door een politiek van machtsspelletjes, waar economie en politiek hand in hand verdedigen wat ooit als ideaal werd afgeschilderd. Zijn we dan alleen wijzer geworden op papier in boeken en niet in realiteit? Of moeten we geduld hebben en overtuigd zijn dat het internet de mensheid wel degelijk zal omarmen, met maar één doel: De wereld een betere plek maken voor zoveel mogelijk mensen.

 
De redactie