Wie of wat ik ook ben, maar ik ben iets. Ik heb kwaliteiten, wat die ook zijn. Als mens proberen we steeds (de meeste althans) bezitter te worden, we willen ons alles ( of zoveel mogelijk) toeëigenen. Onze kinderen moeten zijn wie wij willen dat zij zijn. De gevangenen moeten zijn, wat we van ze verwachten. Onze relatie moet diegene zijn wat wij verlangen dat ze is. Maar wij zijn geen eigenaars, nooit, niet van de aarde en niet van de mens, we gebruiken het om het minstens zo of liefst verbetert na te laten. Maar door ons verlangen naar bezit, richten we zoveel schade aan. Het kind kan niet worden wat hij/ zij is, omwille van die ouderlijke druk. De gevangene kan niet zijn wat hij is, omdat hij zo in een ondergeschikte positie komt te staan, waardoor zijn helingsproces moeilijk kan aarden. De partner vlucht weg omdat ze geen persoon mag zijn, maar de invulling van een verlangen. Zes jaar lang werden mijn capaciteiten ‘on hold’ gezet. Ik mocht op generlei wijze mezelf zijn in de gemeenschap/leefwereld waarin ik gedwongen werd te bestaan. Hoe voelt dit aan? Welke zijn de elementen die je dan kan vinden om je ‘healing’ te bewerkstelligen? Ik zocht (ik zou ik niet zijn) dan maar zelf naar oplossingen. Ik schreef alles van me af, en zelfs daar was de reactie te weinig t.o.v. de input. Ik las, ik studeerde, en kwam tot andere inzichten, maar ook met die stellingen bleef ik zo dikwijls alleen staan, ondanks mijn stellingen gebouwd waren op eminente/ excellente denkers.
Wat is er dan löss? bleef mijn grote vraag. Hoe groter mijn smeekbede tot hulp, hoe kleiner de reactie. Hoe groot is ons collectief gevoel voor sociale rechtvaardigheid dan eigenlijk nog? Je bent ziek, en je krijgt geen hulp! Gewoon, omdat je iets misdaan hebt. Je bent nu gebrandmerkt, met de titel crimineel, een slechte ‘brand’. Is het niet noodzakelijk dat leven in een gemeenschap, juist als basis dient te hebben, inclusiviteit? Met name ieder lid als welkom te bestempelen en dient maximale kansen te krijgen. Hoe lang kunnen wij ons huidig detentiebeleid dan nog rijmen met deze stelling? Er wordt dikwijls verwezen naar de wetgever, en dat klopt, waarmee men hoopt zijn eigen verantwoordelijkheid onder een paraplu te stellen. Maar is de wetgever al niet heel duidelijk geweest in 2005, toen de basiswet werd goedgekeurd? En dan komen we tot de uitvoerders in concreto, de minister van justitie en zijn administratie. Waar blijven al zo lang de uitvoeringsbesluiten, om te realiseren? Wat de wetgever voor ogen heeft, met name, op een humane manier, de doelstellingen van straffen uitvoeren. Laat naast vergelding, afschrikking, veiligheid ook herstel, nu net zo belangrijk zijn. Maar herstel in de richting van het slachtoffer, maar ook wel voor de delictpleger. Waarin het laatste een preventieve maatregel is om nieuwe schades te vermijden, en een groot maatschappelijk belang heeft. Maar laat er net nu, in praktijk, zo weinig belang aan gehecht worden, met steeds maar één reden, gebrek aan budget. En dan zucht ik, als ik mijn collega’s, bekijk in hun dagdagelijks gedrag, dan heb ik zo mijn twijfels over hun pedagogisch gehalte. Maar wie zou het hen bijbrengen? Er wordt zelfs binnen de muren geen aanvang genomen, niet de minste eis gesteld, want men gaat er al teveel vanuit dat dit zomaar is in dit milieu. Alles is zo opgebouwd op een gevoel van ondergeschiktheid, laat dit juist het anti- middel zijn voor een goede pedagogie. Oproepen daartoe is als preken in de woestijn mijn cactus-prikkels doen niemand pijn, omdat bijna niemand luistert. Oh wat is het eenzaam in de woestijn.
Marc Den Dodo